Vreemde koning (ZJ 352)

 

 Een koning doet ons denken aan een paleis, een troon en een kroon, aan invloed en macht.

Daarvan is er weinig te merken bij Jezus. Hij had geen paleis, zelfs geen steen om zijn hoofd op te leggen. Hij had geen kroon, tenzij die laatste avond toen hem spottend een doornkroon werd opgezet. Hij had geen troon, tenzij die dag dat hij gezeten op een ezeltje de stad Jeruzalem binnenreed en zijn volgelingen enthousiast zongen: “Gezegend de komende in naam des Heren, de koning van Israël” (Joh. 12,13).

Koning der Joden?

Een paar dagen later staat hij haveloos voor Pilatus. Het sanhedrin heeft hem veroordeeld en zijn lot ligt nu bij de Romeinse landvoogd. Daar staat Jezus, niet gebroken maar bezield door een innerlijke kracht, in dienst van de waarheid, waardoor hij elke valse schijn ontmaskert. Ja, hij noemt zich koning, maar hij is geen aardse koning. Toen de menigte hem na de broodvermenigvuldiging tot koning wou uitroepen, trok Jezus zich alweer terug in het gebergte, geheel alleen (Joh 6,15).

Zijn koningschap is niet van deze wereld” (cf. Joh 18,36)) maar het bevat waarden die aan deze wereld hier een boodschap van liefde en vertrouwen aanbieden.

Toen Jezus aan het kruis hing, liet Pilatus een opschrift aanbrengen waarin Jezus als koning van de Joden wordt aangeduid. Was dit een eerbetoon of was het bedoeld als spot? Voor de evangelist Johannes was de kruisdood van Jezus alleszins het begin van de verheffing en verheelijking van Jezus. Sindsdien zingen zijn volgelingen dat Jezus regeert vanop het kruis. A ligno regnat Deus (St. Venantius Fortunatus)

Voorbeeld van dienen in liefde

Jezus had geen aardse macht en eiste die niet op. Hij was niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. Tijdens zijn laatste samenzijn met zijn leerlingen stelde hij een gebaar, dat zij zich zijn blijven herinneren. Hij had toen, zoals een slaaf in het huis van een chef, hun voeten gewassen (Joh. 13,1-15). Hij is koning, niet om te heersen maar om te dienen. Hij is een zorgzame herder. Zijn leerlingen en wij kregen en krijgen er de opdracht om zijn voorbeeld na te volgen. Wat zij en wij niet altijd hebben gedaan en doen en waarover wij aan Jezus Koning vergiffenis vragen. Domine Jesu Christe, rex gloriae, miserere mei (cf. Offertorium liturgie overledenen).

Jezus heeft invloed gehad. Mannen en vrouwen hebben hem gevolgd en blijven hem volgen. Zij geven hem de ereplaats. Al mindert hun aantal in Europa, het stijgt buiten Europa. Nieuwkomers vertrouwen erop dat Jezus bron van leven is. “Heer, tot wie zouden we anders gaan. Gij hebt woorden van eeuwig leven” (cf. Joh. 6,68).

Koning van het heelal

Wij vieren Jezus in de katholieke kerk op het einde van het kerkelijk jaar als Christus, koning van het heelal. Dit is een formidabele uitspraak die als arrogant kan overkomen. Ze stelt ons voor de vraag: “Hoe kan Christus als koning van alles en allen fungeren in een multireligieuze en -levensbeschouwelijke samenleving, waarin wij een vredevol samenleven nastreven?”

Een confrater preekte bij de uitvaart van een 87-jarige vader. Na de dienst vroeg de zoon van de overleden man aan de priester op vrij strenge toon: “Wie is er nu begraven: Jezus of mijn papa?”

Volgens de zoon had de priester in zijn homilie te veel aandacht geschonken aan de persoon van Jezus en te weinig aan de C.V. van zijn papa.

Het kan ook anders. Een familielid was na een uitvaart ontevreden omdat er in de toespraak te veel goeds was verteld over de overledene.

Haat en wrok gaan soms mee tot over het graf. Hangend aan het kruis bad Jezus: “Vader, vergeef hen want ze weten niet wat ze doen” (Lc. 23, 34). Zijn gebed om vergeving getuigt van zijn grootheid. Franciscus van Assisi voegde aan zijn Zonnelied een strofe toe voor hen die vrede stichten en vergiffenis schenken:

Geloofd om elk die U bemint

en tot vergeving is gezind,

in vrede pijn en moeite lijdt.

Eens kroont Gij hen met heerlijkheid (ZJ 814).

Ja, Gods koninkrijk komt, waar mensen goed zijn voor elkaar, waar mensen luisteren naar Gods woord en geloven in zijn liefde. Het komt waar ze leven naar zijn geboden (ZJ 579).

Visioenen

Israël heeft als volk - al was het klein - te midden van de naties getuigt van de ene en enige God. Daniel roept dit op in zijn visioen over de figuur op de wolken, die op een mens gelijkt en van wie wordt gezegd dat hem heerschappij, luister en koninklijke macht werd gegeven en dat alle stammen en volkeren hem hun hulde brachten. Er is de Ene, die alles verenigt en verbindt.

De alfa en de omega

Na de dood en verrijzenis van Jezus hebben zijn volgelingen hem verkondigd als de Zoon van God. Dit is de boodschap in de vier evangelies en in alle geschriften van het Nieuwe Testament. Zo ook in het boek van de Openbaring. Dit is een van de laatste boeken uit het NT, geschreven rond het jaar 100, hoogstwaarschijnlijk in Efese. Je vangt er een echo op van vervolgingen, deels weergegeven met beelden van een strijd met een draak. Het boek is een oproep om de oorspronkelijke liefde en vurigheid te onderhouden, om te volharden. Het steunt op het vaste geloof van de kracht van Jezus, verbonden met de Vader; Hij wordt geprezen als de overwinnaar van de dood. Hij is het lam dat staat op de troon. Hij is de vorst van de koningen der aarde. Hij leidt ons binnen in het nieuwe Jeruzalem. Hij is alfa en omega. De Apocalyps is een boek van hoop waarin wij tot verantwoordelijkheid worden opgeroepen. Het evangelie verzekert ons dat er toekomst is. Een nieuwe stad komt tot stand. Het is een stad zonder tempel, want God, de Heer, de Albeheerser is haar tempel, evenals het Lam (cf. Op. 21,22).

Zoals op het feest van Allerheiligen kijken we op het feest van Christus Koning naar het retabel van Jan Van Eyck in de Sint Baafskathedraal. Hij kende het boek van de Openbaring en liet er zich door inspireren.

De centrale figuur op de bovenkant van het paneel is Christus, naar wie Maria en Johannes wijzen. Hij heeft een kroon, op het hoofd en voor hem ligt een kroon. Zijn zegen is een gebaar van hoop en vertrouwen.

Daaronder op het middenpaneel staat het Lam, dat zijn bloed heeft vergoten. En dit Lam is voor ons allen bron van leven.

Vanuit de Bijbelse boodschap verwachten we dat het einde geen catastrofe zal zijn. Wij kijken uit naar een ontmoeting. “Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij die nooit vergaat, zijn koninkrijk gaat nooit ten gronde” (Dan. 7,14).

Wij vinden eveneens koninklijke trekken van Jezus wanneer kunstenaars hem afbeelden zittend op een koude steen of als dakloze, wachtend op een opvang.

Dat Jezus het eerste en laatste woord heeft, daarvan is elke schrijver van het Nieuwe Testament overtuigd. Wij nemen op deze laatste zondag reeds het woord in de mond dat de advent inluidt en waarmee het boek van de Openbaring afsluit: “Kom; Heer Jezus” (Op 22,21). Een woord dat Paulus in het Aramees meegeeft aan de lezers van zijn eerste brief aan de Korintiërs: ‘Maranata’ (1 Kor. 16,22).